• hos·se·len
  • [1] van Amerikaans Engels hustle "iets op gewiekste wijze kopen of verkopen" dat weer teruggaat op Middelnederlands hutselen
  • [2] met een betekenisverschuiving ontleend uit de Surinaams-Nederlands (zie [1])
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
hosselen
hosselde
gehosseld
zwak -d volledig

hosselen

  1. (Suriname) zich inspannen, zijn best doen, moeizaam inkomen verwerven uit tal van bezigheden
     Jandino Asporaat vond het een grote uitdaging om comedyclubs in New York te vullen. ,,Ik was letterlijk op straat aan het hosselen om mensen er naartoe te krijgen", zegt de komiek, die voor een nieuw SBS-programma het probeert te maken als stand-upcomedian in New York, in RTL Late Night.[1]
  2. (Nederland) een (illegaal) (straat)handeltje drijven (met name om drugs te kunnen betalen)
     Uitgerekend Patrick krijgt de pinpas niet in handen. „Hij is drugsverslaafd en de hele dag aan het hosselen, zoals hij het zelf noemt, om aan geld te komen.[2]
65 % van de Nederlanders;
40 % van de Vlamingen.[3]
  1.   Weblink bron “Jandino: vullen New Yorkse comedyclubs was uitdagend” (27-02-2019), Tubantia
  2.   Weblink bron “Beau is overal ’een vreemde eend’” (30 okt. 2018), De Telegraaf
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be