hosselde
- hos·sel·de
vervoeging van |
---|
hosselen |
hosselde
- enkelvoud verleden tijd van hosselen
- Ik hosselde.
- Jij hosselde.
- Hij, zij, het hosselde.
- Ik hosselde.
- Het woord hosselde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.