Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoor·nist
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van hoorn met het achtervoegsel -ist.
enkelvoud meervoud
naamwoord hoornist hoornisten
verkleinwoord hoornistje hoornistjes

Zelfstandig naamwoord

de hoornistm

  1. (muziek), (beroep) musicus die een hoorn bespeelt
    • De hoornist speelt op een natuurhoorn. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

79 % van de Nederlanders;
57 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be