• hoog·be·gaafd
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen hoogbegaafd hoogbegaafder hoogbegaafdst
verbogen hoogbegaafde hoogbegaafdere hoogbegaafdste
partitief hoogbegaafds hoogbegaafders -

hoogbegaafd [1]

  1. een veel groter dan normaal talent hebbend voor iets, meestal betrekking hebbend op intelligentie en kunstzinnigheid
    • Mitchell schetst in Avond met een hoogbegaafd kind het beeld van een vredig gezin, voor een groot deel toegewijd aan hun enige kind, die briljante dochter. Helaas, achteraf moet worden vastgesteld dat Mitchell de essentie heeft gemist. Het is een harde les voor journalisten: ze zien vaak niet meer dan de façade, ook als ze, zoals Mitchell, meer tijd voor hun werk nemen. [2] 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Frits Abrahams 18 december 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be