hoelahoep
- hoe·la·hoep
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘hoepelspel’ voor het eerst aangetroffen in 1958 [1]
- samenstelling van hoela zn en hoep zn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoelahoep | hoelahoepen hoelahoeps |
verkleinwoord | hoelahoepje | hoelahoepjes |
de hoelahoep m
- (speelgoed) een ringvormig voorwerp gebruikt door kinderen om rond hun middel rond te draaien
- De kinderen speelden met de hoelahoep en hadden veel plezier.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
vervoeging van |
---|
hoelahoepen |
hoelahoep
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hoelahoepen
- Ik hoelahoep.
- gebiedende wijs van hoelahoepen
- Hoelahoep!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hoelahoepen
- Hoelahoep je?
- Het woord hoelahoep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hoelahoep" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "hoelahoep" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ hoelahoep op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be