heupgewricht
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- heup·ge·wricht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van heup en gewricht [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heupgewricht | heupgewrichten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het heupgewricht o
- (anatomie) het gewricht tussen het dijbeen en het heupbeen, articulus coxae
- Artrose: Vaak gaat het om liet kniegewricht (gonartrose), heupgewricht (coxartrose) of wervels (spondylose). Ook aan de vingers komt artrose vaak voor, met name aan de eindkootjes.[2]
- Aan de buitenkant van het heupbeen zit de kom voor het heupgewricht op de plaats waar het darmbeen, het schaambeen en het zitbeen met elkaar vergroeid zijn. In deze kom past de kop van het dijbeen. De heupkom heet ook wel acetabulum. [3]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord heupgewricht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Bocken, PaulBeknopte integrale ziekteleer 2014 ISBN 978-90-352-3469-7 pagina 298
- ↑ Kirchmann, Lise-LotteAnatomie en fysiologie van de mens ISBN 978-90-368-1343-3 pagina 103