hernemen
- her·ne·men
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
hernemen |
hernam |
hernomen |
klasse 4 | volledig |
hernemen
- overgankelijk opnieuw krijgen, opnieuw verkrijgen
- Na de grote beroering van elfde september hernam het leven in New York langzaam zijn gewone loop.
- opnieuw opvoeren
- We hernemen het toneelstuk in januari-februari 2012!
- (verouderd) opnieuw de draad van het gesprek opnemen
- "Even serieus", hernam hij, "we hebben wel een plan nodig".
- overgankelijk (verouderd) opnieuw innemen
- De stad werd hernomen.
- nemen wat men eerst heeft gegeven
- Wat met de ene hand wordt gegeven, wordt met de andere hernomen.
- [1]: herkrijgen
- [2]: heropvoeren
- [3]: hervatten
- [4]: heroveren
- [5]: terugnemen
1. opnieuw krijgen, opnieuw verkrijgen
2. opnieuw opvoeren
3. opnieuw de draad van het gesprek opnemen
- Het woord hernemen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hernemen" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be