hennengat
- hen·nen·gat
- samenstelling van hen en gat met het invoegsel -en- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hennengat | hennengaten |
verkleinwoord | hennengatje | hennengatjes |
het hennengat o
- (scheepvaart) het gat in de achterkant van een schip waar de roerkoning van een doorgestoken roer doorheen steekt, de bovenkant van de hennengatskoker
- (scheepvaart) het deel in een officierssloep waar de roerganger zit
- (luchtvaart) de cockpit van een vliegtuig
1. het gat in de achterkant van een schip waar de roerkoning van een doorgestoken roer doorheen steekt, de bovenkant van de hennengatskoker
3. de cockpit van een vliegtuig
- Het woord 'hennengat' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.