• he·lio·cen·trisch
  • In de betekenis van ‘met de zon als middelpunt’ voor het eerst aangetroffen in 1763 [1]
  • afgeleid van centrisch met het voorvoegsel helio- [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen heliocentrisch heliocentrischer
verbogen heliocentrische heliocentrischere
partitief heliocentrisch heliocentrischers -

heliocentrisch

  1. (astronomie) met de zon als middelpunt
    • Het heliocentrische model van Copernicus. 
69 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[3]