• Afkomstig van het Oudnoordse woord  heita ww 
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
hedde
hedder
hed
heddet
volledig

hedde

  1. heten



  • hed·de
  • Afkomstig van het Engelse werkwoord  head ww , dat van het Engelse zelfstandige naamwoord  head zn  komt
Naar frequentie 219669
vervoeging
onbepaalde wijs hedde
tegenwoordige tijd hedder
verleden tijd hedda
heddet
voltooid
deelwoord
hedda
heddet
onvoltooid
deelwoord
heddende
lijdende vorm heddes
gebiedende wijs hedd
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

hedde

  1. onovergankelijk, overgankelijk, (voetbal) koppen ("de bal raken met zijn hoofd")
    «Sju minutter før pause fikk Tore Aasvestad stå helt alene etter en corner og heddet sikkert i mål.»
    Zeven minuten voor rust stond Tore Aasvestad na een corner helemaal alleen en kopte veilig het doel in.



  • hed·de
  • Afkomstig van het Engelse werkwoord  head ww , dat van het Engelse zelfstandige naamwoord  head zn  komt
vervoeging
onbepaalde wijs hedde
hedda
tegenwoordige tijd heddar
verleden tijd hedda
voltooid
deelwoord
hedda
onvoltooid
deelwoord
heddande
lijdende vorm heddast
gebiedende wijs hedd
hedda
hedde
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

hedde

  1. onovergankelijk, overgankelijk, (voetbal) koppen ("de bal raken met zijn hoofd")
    «Ein Årstad-spelar gjekk opp etter frispark, og hedda i det lengste hjørnet.»
    Een speler van Årstad ging op na een vrije trap en kopte in de verre hoek.

hedde

  1. gebiedende wijs van hedde