hardleers
- hard·leers
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | hardleers | hardleerser | hardleerst |
verbogen | hardleerse | hardleersere | hardleerste |
partitief | hardleers | hardleersers | - |
hardleers [2]
- niet bereid om ergens lering uit te trekken
- Als puber is hij een stuk hardleerser geworden.
1. niet bereid om ergens lering uit te trekken
- Het woord hardleers staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hardleers" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ hardleers op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be