vissoort
  • har·der
  • zn [1]: in de betekenis van ‘beenvis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1286 [1]
  • zn [2]: afgeleid van  hard ww  met het achtervoegsel -er
  • bn:  hard bn  met de uitgang -er
enkelvoud meervoud
naamwoord harder harders
verkleinwoord hardertje hardertjes

de harderm

  1. (straalvinnigen) benaming voor zeevissen uit de familie Mugilidae  
    1. (visserij) (Antillen) bepaald soort zeevis, Mugil curema  
    • We hebben harder gegeten. 
  2. een van de componenten van tweecomponentenlijm

harder

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van hard

harder

  1. met steeds grotere snelheid
     Doordat de wind steeds harder begon te waaien, stak ik om de paar minuten mijn hoofd uit mijn tent om te zien of de wolken groter werden of juist niet.[2]
  2. met een toenemende geluidssterkte
    • Zij moest steeds harder praten om boven de herrie uit te komen. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]