Nederlands

 
diverse handboren
Uitspraak
Woordafbreking
  • hand·boor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord handboor handboren
verkleinwoord handboortje handboortjes

Zelfstandig naamwoord

de handboorv / m

  1. (gereedschap) een met spierkracht voortgedreven boor
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid