handbal
- hand·bal
- samenstelling van hand en bal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | handbal | handballen |
verkleinwoord | - | - |
het handbal o
- (sport) teamsport waarbij de bal in het doel van de tegenpartij gegooid moet worden.
- Handbal is een sport waarbij veelvuldig lichamelijk contact plaatsvindt.[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | handbal | handballen |
verkleinwoord | handballetje | handballetjes |
de handbal m
- kleine bal waarmee men gooit.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | handbal | handballen |
verkleinwoord | handballetje | handballetjes |
de handbal m
- (anatomie) deel van de hand
vervoeging van |
---|
handballen |
handbal
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handballen
- Ik handbal.
- gebiedende wijs van handballen
- Handbal!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handballen
- Handbal je?
- Het woord handbal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "handbal" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Handbal, psb.eu
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be