Nederlands

 
haardscherm
Uitspraak
Woordafbreking
  • haard·scherm
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord haardscherm haardschermen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het haardschermo

  1. scherm dat vonken tegenhoudt die van een brandend haardvuur kunnen spatten
     De kaarsen waren al op, en achter het haardscherm brandde een goed vuur.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen