• groe·nig
  • Afleiding van groen met het achtervoegsel -ig.
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen groenig groeniger groenigst
verbogen groenige groenigere groenigste
partitief groenigs groenigers -

groenig

  1. een beetje groen
    • Na zijn val had zijn gezicht iets groenigs. 
  2. op groen lijkend
    • Dit blauw is bijna groenig. 
     Het water dat ik in Zuid-Californië tegenkwam was niet altijd even geweldig, het was vaak stilstaand en groenig van kleur.[1]
90 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be