grijpbaar
- grijp·baar
- Naamwoord van handeling van grijpen met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | grijpbaar | grijpbaarder | grijpbaarst |
verbogen | grijpbare | grijpbaardere | grijpbaarste |
partitief | grijpbaars | grijpbaarders | - |
grijpbaar
- wat fysiek of geestelijk te pakken of te begrijpen is
- - Uit het lange gras komen muizen die op het korte gras grijpbaar zijn.[1]
- - Hitler werd een soort spook (vager, minder grijpbaar) en marionet: door de studentenbeweging werd hij voor linkse Duitsers wat hij in de DDR altijd al was, marionet van het grootkapitaal. Voor weer anderen was hij juist een pion van Moskou geweest. [2]
- Het woord grijpbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grijpbaar" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Koos Dijksterhuis NRC 3 augustus 2007
- ↑ Juurd Eijsvoogel NRC 4 juni 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be