• grijns·lach
enkelvoud meervoud
naamwoord grijnslach grijnslachen
verkleinwoord grijnslachje grijnslachjes

de grijnslachm

  1. een pijnlijke, hatelijke, satirische vertrekking van het gelaat die doet denken aan een glimlach
    • Een bescheiden sprongetje, een grijnslachje. Jan Smeekens bedankt het publiek en denkt: fuck. Fuckfuckfuck. [2] 
    • Kuzu heeft welbewust zijn eer te grabbel gegooid, hij zou zich moeten schamen. Maar doet dat niet. Hij geniet juist van zijn schaamteloosheid; zijn grijnslach bij elke zin die hij uitspreekt, is die van een slager die graag het rund uitbeent als het nog leeft. [3] 
    • Langzaam worden de lachuitingen extremer, met wijd opengesperde monden, voor- of achteroverbuigende torso’s en grijnslachen die het gelaat tot angstaanjagende maskers vervormen. [4] 
vervoeging van
grijnslachen

grijnslach

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grijnslachen
    • Ik grijnslach. 
  2. gebiedende wijs van grijnslachen
    • Grijnslach! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grijnslachen
    • Grijnslach je? 
78 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. HP de Tijd FRANK HEINEN 10 FEB 2014 De twaalf duizendsten van Jan Smeekens
  3. Het Parool THEODOR HOLMAN 15 NOVEMBER 2016 Kuzu zong niet per ongeluk vals, maar uit berekening
  4. NRC Francine van der Wiel 8 juli 2014 Dans bij Wölfl laat niemand onberoerd
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be