gotspe
- got·spe
- via het Bargoens, van het West-Jiddische חוצפּה khutspe /ˈχuʦpɛ/ dat weer van het Hebreeuws חצפה ḥuṣpā(h) /χuʦˈpa(ː)/ stamt; in de betekenis van ‘brutaliteit’ voor het eerst aangetroffen in 1937 [1] [2] [3] [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gotspe | gotspes |
verkleinwoord | gotspetje | gotspetjes |
- (Jiddisch-Hebreeuws) bijzonder grote brutaliteit [5]
- Hij had de gotspe me dat recht in mijn gezicht te zeggen!
- bijzonder veel lef
- Je kunt van hem zeggen wat je wil, maar gotspe heeft-ie wel.
- [2] gutspe
- [1] Hebreeuws: choetspa
1.
- Het woord gotspe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gotspe" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
15 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ gotspe op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ "gotspe" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ www.nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be