golok
- go·lok
- van Indonesisch golok
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | golok | goloks |
verkleinwoord | - | - |
de golok m
- (gereedschap) groot kapmes
- Zondagmiddag omstreeks 15.30 uur was de tuinman van mevr. P. te Kebajoran de verwelkte bladeren van de pisangboom, in de tuin met een golok aan het bijsnijden. [1]
- (militair) kleine sabel
- De Atjehers waren sluwe tegenstanders, die graag met klewang en golok toesloegen. [2]
- [1] machete
- ↑ "Bliksem in de bananen" in: De Nieuwsgier jrg. 10 nr. 77 (30 november 1954); p. 2 kol. 3; geraadpleegd 2016-08-03
- ↑ Rugebregt, J.geciteerd in: "Unieke; bijeenkomst van de kleine heldenschare" in: Leeuwarder Courant jrg. 214 nr. 99 (28 april 1965); p. 17 kol. 2; geraadpleegd 2016-08-03
- Het woord 'golok' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "golok" herkend door:
4 % | van de Nederlanders; |
5 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- go·lok
golok
- (gereedschap) groot kapmes
- (militair) kleine sabel
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be