gloeierig
- gloei·e·rig
- Naamwoord van handeling van gloeien met het achtervoegsel -erig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gloeierig | gloeieriger | gloeierigst |
verbogen | gloeierige | gloeierigere | gloeierigste |
partitief | gloeierigs | gloeierigers | - |
gloeierig [1]
- gloeiend
- Toen de dag kwam dat zij uit de stad vertrokken naar buiten, leek haar dat in haar gloeierig dof hoofd, voor het oogenblik een bevrijding. [2]
- Het woord gloeierig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gloeierig" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC (1930)–Ina Boudier-Bakker De klop op de deur
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be