Nederlands

 
[1] reflexie van licht in een glasvezel
 
[2] bundel glafibers voor het vervoer van licht
 
[3] vleugel verstevigd met glasfiber
Uitspraak
Woordafbreking
  • glas·fi·ber
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord glasfiber glasfibers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de glasfiberm

  1. (informatica) een dunne draad van glas die gebruikt wordt in de telecommunicatie
  2. dunne draad van glas die men in een endoscoop gebruikt voor het vervoer van licht en beeld
  3. een dunne draad van glas die gebruikt wordt voor het verstevigen van materialen
    • Halverwege de jaren zeventig deed het kunstgras zijn intrede. De vlakke en daarmee snelle ondergrond stelde nieuwe eisen aan de stick en leidde tot de introductie van kunststoffen als glasfiber, cevlar, graphite en polyester. De vezels werden in de lengterichting van de houten steel samengeperst met hars, bedoeld om de stick 'stijver' en 'stugger' te maken waardoor harder geslagen kon worden.[2]  
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Mark Hoogstad 13 mei 1998
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be