glasfiber
- glas·fi·ber
- samenstelling van glas en fiber [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | glasfiber | glasfibers |
verkleinwoord |
de glasfiber m
- (informatica) een dunne draad van glas die gebruikt wordt in de telecommunicatie
- dunne draad van glas die men in een endoscoop gebruikt voor het vervoer van licht en beeld
- een dunne draad van glas die gebruikt wordt voor het verstevigen van materialen
- Halverwege de jaren zeventig deed het kunstgras zijn intrede. De vlakke en daarmee snelle ondergrond stelde nieuwe eisen aan de stick en leidde tot de introductie van kunststoffen als glasfiber, cevlar, graphite en polyester. De vezels werden in de lengterichting van de houten steel samengeperst met hars, bedoeld om de stick 'stijver' en 'stugger' te maken waardoor harder geslagen kon worden.[2]
1. (informatica) een dunne draad van glas die gebruikt wordt in de telecommunicatie
- Het woord glasfiber staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "glasfiber" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Mark Hoogstad 13 mei 1998
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be