gitmek
- git·mek
gitmek
- gaan, gaan naar
- weggaan, vertrekken
- gaan naar, uitkomen op, leiden tot (bijv. van een weg)
- verdergaan, doorgaan, voortgaan
- passen bij, goed staan bij, goed samengaan met (bijv. van kleding, van kleuren)
- (van geld) gaan naar, bestemd zijn voor, uitgegeven worden aan
- verzonden worden, verstuurd worden
- meegaan (een bepaalde tijdsduur bruikbaar blijven)
- voorbijgaan, voorbij zijn (tot het verleden gaan behoren)
- verlopen, een ... verloop hebben (bijv. van een reis, van een dag, van een gebeurtenis)
- verloren gaan, teloorgaan
- sterven, overlijden, heengaan
- werken, functioneren (bijv. van machines, dingen)