gevelwand
- ge·vel·wand
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gevelwand | gevelwanden |
verkleinwoord |
de gevelwand m
- het gedeelte van een gebouw dat, met uitzondering van het dak, van buitenaf zichtbaar is
- ▸ Voortwankelend over het midden van de straat zag hij bij elke stap de gevelwanden als wimpels langs zich heen wapperen; een kerkklok sloeg vieren, maar na de eerste slag was hij de tel al kwijt.[2]
- ▸ Aan de voorkant, waar alleen de bovenkant van de woning oprijst boven het gras, lijkt het zelfs meer op een heuvel dan op een huis. Licht golvend weiland gaat over in een gevelwand van onbewerkt hout met hoge grote ramen, waarachter een hagelwitte binnenruimte zichtbaar is.[3]
1. het gedeelte van een gebouw dat, met uitzondering van het dak, van buitenaf zichtbaar is
- Het woord gevelwand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Gewassen vlees” (2014), Em. Querido's Uitgeverij , ISBN 9789021436173
- ↑ Weblink bron “Wonen in een heuvel” (22-10-2016), Tubantia