• ge·re·pu·teerd
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gereputeerd gereputeerder gereputeerdst
verbogen gereputeerde gereputeerdere gereputeerdste
partitief gereputeerds gereputeerders -

gereputeerd [1]

  1. een bepaalde reputatie hebbend; bekend zijn bij een groot publiek
     Het gros van die Toursuccessen noteerde de gebrilde coureur, die zich van proloogspecialist gestaag ontwikkelde tot een gereputeerd tijdrijder, in zijn jaren bij de TI-Raleigh-formatie van Peter Post (1976-1983).[2]
     De pater Oblaat sprak hun taal, schreef boeken over hun eeuwenoude tradities en cultuur en werkte zich op tot een gereputeerd en alom gerespecteerd innu-deskundige.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Knetemann, te vroeg aan de meet” (02-11-2014), NOS
  3.   Weblink bron
    Frans Boogaard
    “Belgische pater misbruikte tientallen vrouwen: 'Mijn oom was een monster'” (13-04-2018), Tubantia