• ge·nen·pool
enkelvoud meervoud
naamwoord genenpool genenpools
verkleinwoord

de genenpoolm

  1. (biologie) alle erfelijke variatie die bestaat in een groep van individuen van één soort
     Geneticus Ed Gubbels wil haar geruststellen. Hij is secretaris van het Platform Verantwoord Huisdierenbezit. "De rasvereniging en de Raad zullen roepen: zie je wel, wilde fok, wij met onze strenge regels fokken ze beter. Dat is natuurlijk onzin. Deze twee hondjes zijn een steekproef uit de genenpool van het ras. Kennelijk is die zo verrot dat je zeven op zeven mismaakte, gehandicapte pups krijgt."[1]
     Dit alles wil niet zeggen dat hetzelfde dieet ook hier zal leiden tot een betere gezondheid. IJslanders hebben namelijk een unieke genenpool en er is weinig vervuiling op het eiland.[2]
66 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[3]
  1.   Weblink bron
    Jeroen Siebelink
    “Rashonden? Wrakken op pootjes!” (02-06-2017), Tubantia
  2.   Weblink bron
    Aiko van Hooijdonk
    “Deze voeding maakt IJslanders zo ultragezond” (20-05-2018), Tubantia
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be