gelijken
- ge·lij·ken
- In de betekenis van ‘gelijk zijn aan’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- afgeleid van lijken met het voorvoegsel ge-
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
gelijken |
geleek |
geleken |
klasse 1 | volledig |
gelijken [2]
- onovergankelijk (formeel) lijken (op)
- ▸ ' Prins Valke was net vijftien jaar geworden en geleek alleen in de tint van zijn rosse haar op zijn vader.[3]
de gelijken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord gelijke
- Het woord gelijken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gelijken" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "gelijken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Lyonesse: De tuin van Suldrin” (1984), Uitgeverij Meulenhoff , ISBN 9029015152
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be