een moderne geldbuidel
  • geld·bui·del
enkelvoud meervoud
naamwoord geldbuidel geldbuidels
verkleinwoord geldbuideltje geldbuideltjes

de geldbuidelm

  1. een zakje waarin men muntstukken kan bewaren
  2. (figuurlijk) ruime hoeveelheid geld
    • Maar voorbeelden van zulke transfers zijn schaars. En wie als (aankomend) topmanager zijn heil in het buitenland wil zoeken, gaat toch wel. Geld speelt voor menigeen een ondergeschikte rol als avontuur lokt. De angst voor transfers is niet reëel, maar hij is er toch. Het zal jóu als commissaris overkomen. Dan moet je écht met de geldbuidel zwaaien om een opvolger te vinden. Want alles over beloningen is openbaar, in elk geval bij beursgenoteerde ondernemingen. Iedereen, van de ondernemingsraad tot en met je concurrent, kan over je schouder meekijken.[2]  
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Menno Tamminga 14 april 2017