Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·lag
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vertering’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gelag gelagen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het gelago

  1. het geheel van genoten consumpties
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

79 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Afrikaans

Werkwoord

vervoeging van: lag…
verbogen vorm: gelage

gelag

  1. voltooid deelwoord van lag