Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·te·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vertering verteringen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de verteringv

  1. (biologie) omzetting van genuttigd voedsel binnen het lichaam
  2. totaal van wat men in een periode eet en drinkt
  3. totaal van wat in een periode wordt verbruikt
  4. totaal van wat men in een periode uitgeeft
  5. verbranding, vernietiging of teloorgang
Synoniemen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen