geklooi
- ge·klooi
- naamwoord van handeling van klooien met het voorvoegsel ge-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geklooi | |
verkleinwoord |
het geklooi o
- op een onhandige, niet al te productieve manier ergens mee bezig zijn
- Beiden zijn vol lof over de rol van Van den Heuvel. Het staat nu tactisch goed, met speciale aandacht voor de verdediging, zegt Fuchs. Daar is echt op gehamerd. Daarom was het ook extra zuur dat het geklooi achterin zorgde voor de nederlaag tegen Rotterdam (3-2). „Vijf keer in de cirkel, drie goals tegen in één helft. Dat mag niet”, zegt Stockbroekx. Maar belangrijker: Van den Heuvel weet volgens de twee hoe je spelers naar je hand zet. „Hij voelt situaties goed aan”, zegt Fuchs. „Hij weet hoe hij spelers moet benaderen, vindt altijd de juiste toon. Hij vindt de perfecte balans tussen ons motiveren en ons onze grenzen te laten opzoeken.” [1]
1. op een onhandige, niet al te productieve manier ergens mee bezig zijn
- Het woord geklooi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geklooi" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ NRC Frank Huiskamp 27 november 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be