gehoefd
- ge·hoefd
- bn pseudodeelwoord afgeleid van hoef zn met het omvoegsel ge- -d
- ww vervoeging van hoeven: de stam met omvoegsel ge- -d
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gehoefd | gehoefder | gehoefdst |
verbogen | gehoefde | gehoefdere | gehoefdste |
partitief | gehoefds | gehoefders | - |
gehoefd
- hoeven bezittend
- Een gehoefd dier.
vervoeging van: | hoeven… |
verbogen vorm: | gehoefde |
gehoefd
- voltooid deelwoord van hoeven
- Het had niet gehoefd.
- Het woord gehoefd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gehoefd" herkend door:
64 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be