Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·golfd
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: golven…
verbogen vorm: gegolfde

[A] gegolfd

  1. voltooid deelwoord van golven
vervoeging van: golfen…
geen verbogen vorm

[B] gegolfd

  1. voltooid deelwoord van golfen
  2. vormt de voltooide tijden
    • De zee had heftig gegolfd 
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gegolfd gegolfder gegolfdst
verbogen gegolfde gegolfdere gegolfdste
partitief gegolfds gegolfders -

Bijvoeglijk naamwoord

[A] gegolfd

  1. als naamwoordelijk deel van het gezegde gebruikt waarin een golfpatroon te herkennen is
    • De metalen huid was gegolfd en gedeukt. 
  2. attributief gebruikt waarin een golfpatroon te herkennen is
    • Haar gegolfde haar was prachtig. 
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van: golven…
geen verbogen vorm

[B] gegolfd

  1. voltooid deelwoord van golven
  2. vormt de voltooide tijden
    • Ze hadden lekker gegolfd. 
  3. vormt de onpersoonlijke lijdende vorm
    • Er werd gegolfd en lekker gegeten die middag. 
Synoniemen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen