• ge·bla·seerd
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen geblaseerd geblaseerder geblaseerdst
verbogen geblaseerde geblaseerdere geblaseerdste
partitief geblaseerds geblaseerders -

geblaseerd

  1. zoveel luxe en welvaart hebben dat je er niet meer van kan genieten
    • De geblaseerde jongen ging in een arm land werken om te ervaren hoe een leven met minder ook heel aangenaam kan zijn. 
50 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[3]