• ge·berg·te
  • In de betekenis van ‘groep van bergen’ voor het eerst aangetroffen in 1626 [1]
  • Afgeleid van berg met het omvoegsel ge- -te dat een verzameling aangeeft.
enkelvoud meervoud
naamwoord gebergte gebergten
gebergtes
verkleinwoord gebergtetje gebergtetjes
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]