• sneeuw·ge·berg·te
enkelvoud meervoud
naamwoord sneeuwgebergte sneeuwgebergten
sneeuwgebergtes
verkleinwoord - -

het sneeuwgebergteo [1]

  1. met sneeuw bedekt gebergte
      Omtrent een half uur buyten de stad legd de Brug van Godefroy de Bouillon, aldus geheeten omdat ze door dien dapperen en godvrugtigen held is gesticht. Deze brug, die van steen is, heeft drie boogen door welker eene de gemelde vliet heenstroomd. Boven over dezelve heeft men de waterleyding door dewelke het water ‘tgeen voortkomt uit een bron, neemende haaren oorsprong twee uuren van hier aan de voet van een berg, na de stad werd gevoerd, en wel in zodanigen overvloed dat de meeste straaten, ja zelfs veele huyzen, met fonteynen zyn voorzien. Weinig verder heeft men noch een dergelyke brug welke door de boogen der eerste gezien werd, met het sneeuwgebergte van den Libanon in ’t verschiet.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste deelen van Klein Asia, de eylanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio, &c., mitsgaders de voornaamste steden van Aegypten, Syrien en Palestina” (1698)