• ge·bak·ken
vervoeging van: bakken…
geen verbogen vorm

gebakken

  1. voltooid deelwoord van bakken
  2. vormt de lijdende vorm
    • De bakstenen worden in die oven gebakken. 
  3. vormt de voltooide tijden
    • Ik heb een taart gebakken. 
stellend
onverbogen gebakken
verbogen -
partitief gebakkens
  1. door verhitting in een oven of op een verhitte plaat gemaakt of bereid
    • Hij hield van gebakken schol. 
    • Aan een wijntje hoef ik ook niet te denken, evenmin als aan iets gebakkens. 
    • Gebakken of gebraden, het is allemaal heerlijk. 
  • Met de gebakken peren (blijven) zitten
voor de moeilijkheden opdraaien