• fy·si·cus
enkelvoud meervoud
naamwoord fysicus fysici
verkleinwoord

de fysicusm

  1. (beroep) wetenschapper die de fysica of natuurkunde beoefent.
    • Zijn grootste succes kende de LHC in 2012, toen fysici in de versneller het langgezochte higgsdeeltje ontdekten. Dat deeltje wordt breed beschouwd als het laatste ontbrekende puzzelstukje van het zogeheten standaardmodel, de natuurkundetheorie die alle deeltjes en hun gedrag in een enkele wiskundige formule giet. [1] 
97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Volkskrant George van Hal 21 januari 2019 Cern onthult plannen voor nieuwe megaversneller van 100 kilometer
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be