fundamenteel
- fun·da·men·teel
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tot grondslag dienend’ voor het eerst aangetroffen in 1668 [1]
- afgeleid van fundament met het achtervoegsel -eel [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | fundamenteel | fundamenteler | fundamenteelst |
verbogen | fundamentele | fundamentelere | fundamenteelste |
partitief | fundamenteels | fundamentelers | - |
fundamenteel
- aan de basis staande
- Kinderombudsman Margrite Kalverboer zegt dat als staatssecretaris Mark Harbers de uitzetting van de kinderen Lili en Howick naar Armenië doorzet, hij fundamentele rechten van kinderen schendt [3]
- ▸ Maar als ik zonder te liften in dit tempo zou doorlopen, was het wel van belang dat er iets fundamenteels zou veranderen. Met al mijn lange rustpauzes in elk dorp zou ik nooit voor het vallen van de eerste sneeuw aankomen in Canada.[4]
1. aan de basis staande
- Het woord fundamenteel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fundamenteel" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "fundamenteel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ fundamenteel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ www.nos.nl (7 sep 2018)
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be