Een friteuse.
  • fri·teu·se
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘frituurpan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1979 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord friteuse friteuses
verkleinwoord friteusetje friteusetjes

de friteusev

  1. een huishoudtoestel dat gebruikt wordt om in olie bepaalde gerechten te frituren
96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]