Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Frisco
1. Een frisco met een laagje chocolade.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fris·co
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord frisco frisco's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de friscom

  1. portie roomijs op een stokje
    • Over 17 februari, de dag dat prins Friso bedolven werd onder een sneeuwlawine, merkt de komediant Henk Rijckaert op: 'Of hoe prins Friso plots een frisco werd', gebruik makend van het Vlaamse woord voor ijsje. De komedianten blikken voor het tijdschrift ook terug op grappen die eerder dit jaar in België over de prins werden gemaakt. [1] 
    • Door het mulle zand trok een zweterige ijsverkoper zijn karretje. Frisco, crème glace, frisco! [2]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

42 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen