• ijs·lol·ly
enkelvoud meervoud
naamwoord ijslolly ijslolly's
verkleinwoord ijslolly'tje ijslolly'tjes

de ijslollym

  1. een waterijsje
    • De kinderen aten ijslolly's in de voortuin. 
97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be