ijsco
- ijs·co
- In de betekenis van ‘ijsje’ voor het eerst aangetroffen in 1928 [1]
- Samenstelling van ijs en 'co' van compagnie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ijsco | ijsco's |
verkleinwoord | ijscootje | ijscootjes |
- ijsje
- Ik breng mijn weekend door met jou in Scheveningen.
De zee is lauw, de lucht is blauw in Scheveningen.
Daar kan je braaien in het zand,
Met een ijsco in je hand,
Zo samen aan het stille strand in Scheveningen.
Louis Davids [4]
- Ik breng mijn weekend door met jou in Scheveningen.
- Het woord ijsco staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ijsco" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "ijsco" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ijsco op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ www.dbnl.org
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be