ijscoman
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ijs·co·man
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ijscoman | ijscomannen |
verkleinwoord | ijscomannetje | ijscomannetjes |
Zelfstandig naamwoord
de ijscoman m
- (beroep) iemand die consumptie-ijs verkoopt vanuit een ijskraam
- De trekker met een ijscokraam erachter en aanstormende kinderen is een mooi tafereel. Als ze van koude lekkernijen zijn voorzien, springt de ijscoman weer op zijn trekker en rijdt hij een paar meter verder.[2]
- Toen zelfs haar liaison match made in heaven met nota bene een ijscoman mislukte, vreesde ik even dat er toch een kern van waarheid in moest zitten, maar ik houd toch liever vast aan mijn ervaringen met haar als jarenlange collega bij ‘SBS Shownieuws’.[3]
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord ijscoman staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ijscoman" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf SANNE BODE 26 aug. 2017 Zandvoort weer of geen weer
- ↑ de Telegraaf 29 mrt. 2017 Column Evert Santegoeds: Strikt Privé
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be