• fles·sen·trek·ker
  • samenstelling van  fles zn  en  trekker zn  met het invoegsel -en- 
    • [1] van de uitdrukking op flessen trekken, naar de praktijk om de minder smakelijke resten bier uit een vat na toevoeging van suiker en gerst weer in flessen als bier te verkopen; in de betekenis van ‘zwendelaar’ voor het eerst aangetroffen in 1894 [1][2][3]
    • [2] vermoedelijk een verwijzing naar het gemeentewapen waarin een fles is afgebeeld [4]
enkelvoud meervoud
naamwoord flessentrekker flessentrekkers
verkleinwoord flessentrekkertje flessentrekkertjes

de flessentrekkerm

  1. (scheldwoord) iemand die mensen geld afhandig maakt door ze te bedriegen
     Al bij leven was Barnum als flessentrekker minstens even berucht als zijn (Nederlandse!) leerling Tom Parker, de manager van Elvis Presley, die mussen geel verfde en ze als parkiet verkocht. Zijn eerste grote ontdekking, Joice Heth, was al doorgestoken kaart. Deze blinde negerin werd door Barnum voorgesteld als de 161-jarige kinderjuffrouw van George Washington. Uit het post mortem bleek evenwel dat zij hooguit 80 jaar geweest kon zijn.[5]
  2. (spottend) iemand uit Vlissingen
     De Vlissingers hadden namelijk in die tijd de bijnaam "flessentrekkers", zoals Middelburgers "maanblussers" werden genoemd.[6]