Israëlisch Filharmonisch Orkest
  • fil·har·mo·nisch
  • Leenwoord uit het Duits of Frans, in de betekenis van ‘de toonkunst beminnend’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • letterlijk de harmonie beminnend
  • afgeleid van filharmonie met het achtervoegsel -isch [2]
stellend
onverbogen filharmonisch
verbogen filharmonische
partitief filharmonisch

filharmonisch

  1. (muziek) van een orkest dat er veel verschillende instrumenten in harmonie samenspelen
    • Het gaat Maria Milstein voor de wind. Ruim een jaar geleden sleepte de violiste van het succesvolle Van Baerle Trio nog een Edison Klassiek in de wacht met haar debuutalbum. Afgelopen vrijdag trad zij in TivoliVredenburg voor het eerst op met het Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van Vasily Petrenko.[3] 
    • Het Radio Filharmonisch Orkest, het Groot Omroepkoor en het Nationaal Vrouwen Jeugdkoor wekten dit vroege werk van de nagenoeg vergeten componist tot leven. De registratie van dat concert is nu uit op cd.[4]  
74 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[5]