• fi·gu·ra·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord figuratie figuraties
verkleinwoord - -

de figuratiev

  1. (muziek) versiering van het hoofdthema, bv. toonladder- en akkoordfiguren
  2. geheel van op iets aangebrachte figuren, voorstelling in figuren
  3. de aankleding van een scène met figuranten
  4. het gebruik van beelden, beeldspraak
95 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be