• fi·gu·re·ren
  • afgeleid van het Franse figurer of daarvoor van het Latijnse 'figūrāre' (met het achtervoegsel -eren)
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
figureren
figureerde
gefigureerd
zwak -d volledig

figureren

  1. inergatief een rol vervullen
  2. inergatief optreden als figurant
  3. absoluut voorkomen, vermeld staan
    • Hij figureerde op de moderne Nachtwacht als een van de zeven meest invloedrijke talenten van Nederland 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be