figureerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: figureerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- fi·gu·reer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
figureren |
figureerde
- enkelvoud verleden tijd van figureren
- Ik figureerde.
- Jij figureerde.
- Hij, zij, het figureerde.
- Ik figureerde.