fietskoerier
- Geluid: fietskoerier (hulp, bestand)
- IPA: / ˈfitskurir / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈfits.kuˌriːr/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈfits.kuˌriːr/
- fiets·koe·rier
- samenstelling van fiets en koerier
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fietskoerier | fietskoeriers |
verkleinwoord | fietskoeriertje | fietskoeriertjes |
de fietskoerier m
- iemand die beroepshalve dingen rondbrengt op de fiets
- Volgens mij versturen ze dat pakketje per fietskoerier.
1. iemand die beroepshalve dingen rondbrengt op de fiets
- Het woord fietskoerier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.